1. Inleiding
De boodschap van de teksten in het Oude Testament wordt niet alleen duidelijk uit de tekst zelf, maar blijkt ook uit de opbouw van de tekst. De manier waarop de tekst is opgebouwd onderstreept de kern van de boodschap. Daarom is het altijd goed om aandacht te hebben voor de opbouw van een perikoop of Bijbelboek. In dit artikel willen we de aandacht vestigen op de opbouw van het boek Richteren.
Richteren heeft een dubbele opbouw. Er is enerzijds sprake van een opbouw van begin naar eind, een lineaire lijn. Daarnaast blijkt er anderzijds ook een chiastisch (spiegelbeeldige) opbouw te zijn. Beide aspecten worden in dit artikel belicht. Daarnaast wordt als conclusie de boodschap van Richteren toegelicht.
2. De richters – een repeterende cyclus
Kern van het boek Richteren is een terugkerende patroon. Dat ziet er als volgt uit:
- De zonden van Israël nemen toe
- God straft door vijanden te sturen die het volk onderdrukken
- Israël dient de vijand gedurende een aantal jaren
- Ze roepen tot God en bidden om vergeving
- God stuurt een richter om hen te bevrijden
- De richter overwint de vijand
- Gedurende een aantal jaren is er een vredevol regering
- En dan begint de cyclus weer opnieuw
In totaal zijn er twaalf richters beschreven in Richteren. Plus Abimelech, die geen richter was maar wel koninklijke aspiraties had. Het getal twaalf verwijst ongetwijfeld naar het aantal stammen in Israël. Er zijn pogingen gedaan om elke richter te verbinden met een andere stam, maar dat blijkt toch niet goed mogelijk te zijn.
3. De lineaire structuur
Het boek Richteren wordt een aantal malen onderbroken door een uitspraak van God, waarin Hij verwijst naar zijn redding van het volk uit Egypte. Als we letten op deze onderbrekingen dan zien we een duidelijke structuur in het boek. Dat ziet er als volgt uit:
Inleiding
- Successen en mislukkingen in het veroveren van het land van de Kanaänieten
- De engel van de HEER kwam uit Gilgal naar Bochim. Daar zei Hij: ‘Ik heb jullie uit Egypte geleid naar het land dat Ik jullie voorouders onder ede had beloofd. Ik heb gezegd dat Ik mijn verbond met jullie nooit zou verbreken. Maar jullie mochten geen verdragen sluiten met de inwoners van dit land en hun altaren moesten jullie afbreken. Maar jullie hebben niet geluisterd naar wat Ik heb gezegd. Hoe hebben jullie dat kunnen doen? Ik heb jullie toch gewaarschuwd dat Ik de inwoners van dit land niet voor jullie zou verdrijven, en dat zij jullie in hun netten zouden verstrikken en hun goden jullie ondergang zouden worden?’ (Richt. 2:1-2).
- Toelichting op de cyclus van afgoderij, verdrukking, roep tot God, uitredding door een rechter, en opnieuw afgoderij
Eerste cyclus van richters: goede voorbeelden van het dienen van God
- 1. Otniël
- 2. Ehud
- 3. Samgar
- 4. Deborah en Barak
- Toen de Israëlieten de HEER tegen de Midjanieten te hulp riepen, stuurde Hij een profeet, die hun zei: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ik ben het die jullie uit Egypte heeft geleid, Ik heb jullie verlost uit de slavernij. Ik heb jullie bevrijd uit de greep van de Egyptenaren en van de volken die jullie hier bedreigden; die heb Ik voor jullie weggejaagd en Ik heb jullie hun land gegeven. En Ik heb jullie gezegd: Ook al wonen jullie nu in het land van de Amorieten, hun goden mogen jullie niet vereren want Ik, de HEER, ben jullie God. Maar jullie hebben niet geluisterd naar wat Ik zei.’ (Richt. 6:7-10)
Tweede cyclus: twijfelende Richters
- 5. Gideon
- Abimelech, zoon van Gideon, die koning wil worden
- 6. Tola
- 7. Jaïr
- De HEER antwoordde: ‘Ik heb jullie vaak genoeg gered: van de Egyptenaren en de Amorieten, en van de Ammonieten en de Filistijnen. Ook toen jullie onderdrukt werden door de Sidoniërs, de Amalekieten en de Maonieten hebben jullie Mij te hulp geroepen en heb Ik jullie uit hun greep bevrijd. Maar telkens keren jullie Mij weer de rug toe om andere goden te dienen. Daarom bevrijd Ik jullie niet meer. Roep die goden maar te hulp aan wie jullie de voorkeur hebben gegeven. Laten zij jullie maar redden in deze tijd van nood!’ (Richt. 10:11-14).
Derde cyclus: weinig voorbeeldige Richters
- 8. Jefta
- 9. Ibsan
- 10. Elon
- 11. Abdon
- 12. Samson
Afsluiting
- Afgodsbeeld van Micha
- Bijvrouw in Giba
Het is duidelijk dat om deze structuur te krijgen de schrijver de twee laatste geschiedenissen achteraan heeft geplaatst en niet in chronologische volgorde. Feitelijk hebben deze gebeurtenissen namelijk plaats gevonden aan het begin van de richterenperiode. We lezen in de eerste geschiedenis:
De stam Dan was nog steeds op zoek naar een gebied om zich blijvend te vestigen, want het was de enige stam van Israël waaraan nog geen grondgebied was toegevallen. (Richt. 18:1)
Dit plaatst deze geschiedenis aan het begin van de richterenperiode. Dat wordt bevestigd door deze tekst:
Ze gaven er het zilveren godenbeeld een plaats, en Jonatan, die een zoon was van Gersom, de zoon van Mozes, werd hun priester. (Richt. 18:30)
Deze tijdsaanduiding wijst eveneens op het begin van de Richerenperiode. En tot slot, in de laatste geschiedenis komen we Pinehas tegen:
en de priester Pinechas, die een zoon was van Eleazar, de zoon van Aäron, deed er dienst in het heiligdom. (Richt. 20:28)
Deze Pinechas leefde aan het einde van het leven van Mozes (Num. 25; zie ook Jozua 22).
4. Vrouwen in Richteren
De lineaire structuur van Richteren is ook te zien in de plaats die vrouwen innemen in dit Bijbelboek. In het begin worden Deborah en Jaël beschreven. Twee sterke en dappere vrouwen. Vervolgens komen we de dochter van Jefta tegen, die opgeofferd wordt. Daarna Delilah, die Samson verleidt en verraad. Tot slot een anonieme vrouw. Een vrouw die ernstig moet lijden en uiteindelijk in twaalf stukken wordt gesneden. We zien een duidelijk neergaande lijn in deze vrouwen.
5. De chiastische structuur
Zoals eerder al is aangegeven begint Richteren met een dubbele inleiding over de veroveringen van het land Kanaän en de repeterende cyclus van afgoderij, verdrukking en bevrijding, en eindigt dit boek met twee geschiedenissen die laten zien hoezeer het volk God verlaten heeft. Deze geschiedenissen vormen het begin en eind van een chiastische (spiegelbeeldige) opbouw van het boek. Dat wordt hieronder aangegeven:
A. Inleiding deel 1 (1:1-2:5) – de verovering van het land door de verschillende stammen
_B. Inleiding deel 2 (2:6-3:6) – afgoderij; de gebieden die nog niet veroverd waren
__C. Otniël (3:7-11) – oversteekplaatsen van de Jordaan bezet
___D. Ehud, Samgar (3:12-31) – 18 jaar onderdrukking
____E. Deborah en Barak (4:1-5:31) – Sisera door een vrouw gedood
_____F. Gideon (6:1-8:32)
____E’. Abimelech (8:33-10:5) – Abimelech door een vrouw gedood
___D’. Jefta (10:6-12:15) - 18 jaar onderdrukking
__C’. Samson (13:1-16:31) – oversteekplaatsen van de Jordaan bezet
_B’. Epiloog deel 1 (17:1-18:31) – afgodsbeeld van Micha; Dan heeft nog geen eigen gebied
A’. Epiloog deel 2 (19:1-21:25) – bedreiging van het voortbestaan van Benjamin
Uit deze structuur wordt duidelijk dat de geschiedenis van Gideon in het midden staat. Het is de overgang van een periode van richters die op God vertrouwen naar een periode van richters die niet het goede voorbeeld geven. Gideon zelf blijkt vooral te twijfelen.
De geschiedenis van Gideon blijkt op zichzelf ook een chiastische structuur te hebben:
A. 6:1-10 – inleiding over de Midjanieten
_B. 6:11-32 – de roeping van Gideon om het volk te bevrijden van de Midjanieten
__C. 6:33-7:17 – persoonlijke strijd van Gideon om de belofte van God te geloven
_B’. 7:19-8:21 – de bevrijding van de Midjanieten
A’. 8:22-32 – Midjanieten definitief overwonnen; 40 jaar rust
Als we tot slot inzoomen op het middelste gedeelte over de persoonlijke strijd van Gideon, dan lijkt dat deze tekst eveneens een spiegelbeeldige structuur heeft:
A. 6:33-35 Hij blies op de ramshoorn om de afstammelingen van Abiëzer onder de wapenen te roepen en zond boden naar het gebied van Manasse om daar iedereen op te roepen. Hij stuurde ook boden naar de stammen Aser, Zebulon en Naftali, en ook die voegden zich bij hem. (Mobilisatie van de troepen).
_B. 6:36-40 Toen zei Gideon tegen God: ‘Ik wil graag weten of het werkelijk uw bedoeling is door mijn toedoen Israël te bevrijden, zoals U hebt gezegd. (…) Toen zei Gideon tegen God: ‘U moet niet kwaad op me worden als ik nog één keer aandring, maar ik wil nog een laatste proef nemen. (Gideon vraagt en krijgt tweemaal een teken).
__C. 7:1-8 Maak daarom bekend dat iedereen die bang is, kan vertrekken en via het bergland van Gilead terug naar huis kan gaan.’ Maar de HEER zei tegen Gideon: ‘Het leger is nog steeds te groot. Laat je manschappen naar het water gaan, daar zal Ik voor jou een keus uit hen maken. (Het volk is bang; een deel daalt af naar het water).
__C’. 7:9-11 En als je geen aanval durft te wagen, sluip dan met je knecht Pura naar beneden om te horen waar ze het over hebben. Dat zal je moed geven voor de aanval.’ (Gideon is bang en daalt af naar het kamp).
_B’. 7:12-14 Toen Gideon aankwam, was er juist iemand aan het vertellen wat hij had gedroomd. (Gideon krijgt nog een teken).
A’. 7:15-18 Zodra Gideon de droom en de uitleg ervan had gehoord, boog hij zich dankbaar neer. Terug in het kamp spoorde hij de Israëlieten aan: ‘Het is zover! De HEER geeft jullie het kamp van Midjan in handen!’ (Mobilisatie van de troepen).
6. De boodschap van Richteren
Richteren beschrijft de periode tussen de grote leiders Mozes en Jozua aan de ene kant en de koningen aan de andere kant. Eén van de doelen is om duidelijk te maken waarom er uiteindelijk een koning moest komen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de volgende vier teksten aan het einde van het boek:
In die tijd was er geen koning in Israël; iedereen deed wat goed was in zijn eigen ogen. (Richt. 17:6)
Er was in die tijd geen koning in Israël. De stam Dan was nog steeds op zoek naar een gebied om zich blijvend te vestigen, want het was de enige stam van Israël waaraan nog geen grondgebied was toegevallen. (Richt. 18:1)
In die tijd, toen er geen koning in Israël was, woonde er een Leviet diep in het bergland van Efraïm. Hij had een meisje uit Betlehem in Juda als bijvrouw genomen. (Richt. 19:1)
In die tijd was er geen koning in Israël; iedereen deed wat goed was in zijn eigen ogen. (Richt. 21:25)
Kortom, de richteren waren niet in staat om het volk zodanig leiding te geven dat het volk van harte God gaat dienen. En dus komen er koningen. Koningen die het volk moeten voorgaan in het dienen van God.
Maar uit de cyclische structuur leren we nog een ander punt. In de kern gaat het om het vertrouwen van God en het dienen van Hem. Niet zonder reden staat de geschiedenis van Gideon in het midden. De vraag voor zowel het volk als hun leiders is: vertrouwen ze met hart en ziel op God? Gideon twijfelt. Ondanks het teken dat God tot twee maal toe geeft met een wollen vacht, blijft hij twijfelen op het moment dat hij de vijand moet aanvallen. In de tijd na hem wordt het niet beter. En de vraag komt naar boven: het volk verlangt een koning, maar zal dit er inderdaad ertoe leiden dat het vertrouwen in God nu wel breed gedragen wordt? De geschiedenis zal het leren.
Bas Krins - November 2023
Belangrijke bronnen:
Michael Hattin; Judges – The Perils of Possession
J. Paul Tanner; The Gideon Narrative as the Focal Point of Judges