Bas Krins
Bijbelgetrouw christen zijn vandaag.

Gods geloofsopvoeding van Israël: de uittocht en de verovering van het beloofde land.


Als we letten op de manier waarop God het volk uit Egypte bevrijdt ‘met een sterke hand en met een uitgestrekte arm’, hoe na 40 jaar Jozua het volk het land binnen brengt en achtereenvolgens Jericho, Ai, de zuidelijke koningen en vervolgens de noordelijke koningen worden overwonnen, dan zit er een lijn in. Een lijn die begint met een God die op wonderlijke wijze in alle opzichten voor Zijn volk zorgt, naar een God die Zijn volk weliswaar blijft ondersteunen, maar veel meer gebruik maakt van de eigen inzichten en talenten van het volk. In dit artikel wil ik dat verduidelijken.
We kennen de geschiedenis van de uittocht. Na een tiental plagen die het land Egypte treffen, gaat het volk op reis. En aangekomen bij de Rietzee komen ze gelijk voor de eerste uitdaging te staan. Ze worden achtervolgd door de Egyptenaren en zien voor zich het water. Door de staf van Mozes splijt het water echter, en het volk ontsnapt. Daarna lezen we hoe God voorziet in voedsel in de vorm van manna, en in water. Als Mozes terugkijkt op deze periode dan zegt hij: Ik heb u veertig jaar door de woestijn laten gaan; uw kleren zijn bij u niet versleten, en uw schoenen zijn niet versleten aan uw voeten; brood hebt u niet gegeten, en wijn en sterke drank hebt u niet gedronken, opdat u zou weten dat Ik de HEERE, uw God, ben (Deut 29:5-6).
Aan het einde van de woestijnreis lezen we een merkwaardige geschiedenis (Num. 20). Het volk komt bij de plek die later Meriba genoemd zou worden, en klaagt opnieuw over het gebrek aan water. God draagt Mozes dan op om de staf van voor Gods aangezicht te nemen. Dat is dus niet de staf van Mozes, maar de staf van Aäron. En Mozes moet spreken tot de rots. Dit is een duidelijk teken. God zal Zijn volk helpen als het Hem dient. Niet met die machtige arm die zichtbaar was in de staf van Mozes, maar door Zijn aanwezigheid zoals die zichtbaar was in de dienst van de priesters. En waarvan de staf van Aäron een symbool was. We kennen de afloop: Mozes is ongehoorzaam en slaat met de staf op de rots, waarbij hij ook nog eens benadrukt dat hij degene is die het water zal geven. Als straf mag Mozes het beloofde land niet in.
Als het volk vervolgens om het land van Edom heen moet trekken en er niet doorheen kan, moppert het opnieuw. Dan stuurt God als straf slangen (Num. 21). Mozes krijgt als opdracht een koperen slang te maken, die op een paal te zetten en als iemand door een slang gebeten is en naar de slang kijkt, dan zal deze persoon niet sterven. In eerste instantie is het opnieuw een wonderlijke geschiedenis. God had toch gewoon ervoor kunnen zorgen dat die slangen weer zouden verdwijnen? Dat klopt, maar ook dit past in de doorgaande lijn van Gods opvoeding van Israël. De Rabbijnen lezen de tekst zo dat er niet staat dat God slangen stuurt, maar dat God stopt met het tegenhouden van de slangen. Met andere woorden, die slangen waren er altijd al tijdens de woestijnreis. Maar het volk vergat dat het Gods ingrijpen was dat ze daar geen last van hadden. Nu laat Hij zien dat dit lang niet vanzelfsprekend is. En als God aan Mozes opdraagt om die slang op een stok te zetten, dan is dat niet bedoeld om de slang te gaan verheerlijken. Integendeel. De bedoeling is dat de mensen gedwongen worden omhoog te kijken, langs de slang heen naar de hemel, en zich te realiseren dat het God is die hen van deze plaag kan bevrijden.
De volgende geschiedenis waar ik aandacht voor wil vragen is de overtocht van de Jordaan. Onwillekeurig dwingt zich dan de vergelijking op met de doortocht door de Rietzee. Maar des te opvallender is het contrast. Bij de Rietzee was er angst en er was slechts een smal pad door het water. Bij de Jordaan is het volk zelfverzekerd. En het water wordt gestopt 25 km. stroomopwaarts, zodat er een zeer brede doorgang is. De wolkkolom, die het volk al die tijd was voorgegaan, is afwezig. In de woestijn ging de Ark altijd voorop. Nu zien we dat de priesters met de Ark als eerste de Jordaan ingaan, maar dan stilstaan zodat het volk als eerste het land binnengaan. Dit is meer dan symbolisch. De manier waarop God het volk zal gaan leiden verandert. Het volk zal zijn eigen verantwoordelijkheid moeten gaan nemen. De uittocht begon met het vieren van Pesach. Als het volk de overkant bereikt, wordt opnieuw Pesach gevierd. De cirkel is rond. En, zoals we lezen, het manna stopt. Het volk zal moeten gaan eten van de opbrengst van het land.
Wat opvalt is dat God aan Jozua opdraagt een steenhoop op te richten, maar dat als we goed lezen Jozua in feite twee steenhopen opricht, en ook twee verklaringen daarvoor geeft. Er worden twaalf stenen opgericht in het midden van de Jordaan. Maar er worden ook twaalf stenen uit de Jordaan gehaald en gebruikt voor een gedenkteken op het land. De twaalf stenen op het land zijn een herinnering aan de doortocht door de Jordaan, een symbool van het zelfvertrouwen van Israël aan de vooravond van de verovering van het land. De stenen in de Jordaan, op de plek waar de priesters stonden, zijn daarentegen een symbool van Gods handelen.
In de hoofdstukken erna lezen we over de verovering van het land. Eerst Jericho, dan Ai en Bethel, vervolgens de zuidelijke koningen en dan de noordelijke koningen. En ook hierin zit een lijn. Jericho valt in handen van de Israëlieten zonder dat ze er iets voor hoeven te doen. Ze lopen een rondje rondom de stad, op de zevende dag zeven rondjes, en dan stort de muur in. De strijd tegen Ai lukt in eerste instantie niet vanwege een overtreding van één van het volk. De tweede keer verzint Jozua echter een list. Een klein deel van het leger zit in een hinderlaag achter de stad. De rest zal de strijd aangaan, op de vlucht slaan en zo alle strijdbare mannen uit de stad lokken. Cruciaal in dit plan is het moment waarop de mannen uit de hinderlaag moeten komen om de stad in te nemen. Als ze te vroeg gaan, dan wordt de list vroegtijdig ontdekt. Als ze echter te laat in actie komen dan brengen ze de rest van het leger in gevaar. We lezen in Jozua dat het God Zelf is die aangeeft wanneer Jozua de spies moet opheffen, als teken voor het leger in de hinderlaag om tevoorschijn te komen (Joz. 8:18). Bij de verovering van de zuidelijke koningen grijpt God twee maal in. Eenmaal door zware hagelstenen, en eenmaal door de zon stil te laten staan bij Gibeon. Als we echter lezen over de verovering van de noordelijke koningen dat lezen we dat God die in de macht van het volk gaf, maar voor de rest valt de nadruk sterk op de daden van Jozua.
Aan het einde van zijn leven maakt Jozua de balans op (Joz. 24). God heeft het hele land in bezit van Israël gegeven. De manier waarop God het volk leidt is veranderd. Van een duidelijk ingrijpen van God, tot een situatie waarin Jozua zijn strategisch inzicht gebruikte om de koningen te overwinnen. Van een wolkkolom, de staf van Mozes en manna, naar een rol waarin God meer verantwoordelijkheid aan de mensen zelf geeft. Je zou kunnen zeggen, naar een meer volwassen geloof. Maar ook toen was God niet minder aanwezig. Alleen op een andere manier. En daarom roept Jozua het volk dan ook op om te kiezen wie ze willen dienen. De afgoden of de God van Israël. En het volk heeft het begrepen. Ze kiezen ervoor om die God te dienen. Een God die niet meer direct met een machtige hand ingrijpt, maar een God die het volk tot volwassenheid heeft gebracht. Waarbij het volk met vallen en opstaan zal moeten leren om God te dienen en te volgen.
Het contrast met de afscheidsrede van Mozes is groot. Mozes gaat uitgebreid in op de zegeningen die het volk krijgt als het God dienst (Deut. 28:1-14), en nog uitgebreider op de vervloekingen (Deut. 28:15-68). Als ze God verlaten zullen ze zelf getroffen worden door de plagen van Egypte (Deut. 28:27 en 60). Jozua benadert in zijn afscheidsrede het volk op een andere manier. Hij nodig ze uit om terug te kijken naar wat God heeft gedaan, en hoe Hij het land in bezit gegeven heeft aan Israël. En stelt het volk voor de keuze: wie willen jullie dienen. Het antwoord kennen we: ze willen niets anders dan God dienen. Het is een keuze die niet gedaan wordt vanwege de consequenties die verbonden worden aan het verlaten van God, maar een keuze gebaseerd op de geweldige daden van God. Een volwassen keuze, zou je kunnen zeggen.

Bas Krins – juli 2022