Bas Krins
Bijbelgetrouw christen zijn vandaag.

De structuur van Hooglied


1. Inleiding

Het Hooglied heeft geen duidelijke structuur. Althans, geen structuur die eenvoudig herkenbaar is. Toch blijkt het boek stijlkenmerken te hebben waardoor een bepaalde structuur te zien is. Door herhaling van woordkeuzes en begrippen ontstaat er een chiastische (symmetrische) structuur. Tevens zien we een tweetal stijlkenmerken:

- Bezweringsformules: ”Meisjes van Jeruzalem, ik bezweer je bij de gazellen, bij de hinden op het veld: wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken voordat zij het wil” (bijv. Hoogl. 2:7). Deze formule komen we vier keer tegen in Hooglied.

- Een vraagwoord (wie/wat) aan het begin van een sectie zoals in Hoogl. 3:6: “Wie is zij, die daar komt uit de woestijn als een zuil van rook, in een wolk van wierook en mirre, in een geur van kostbare kruiden?”

  

2. Indeling in blokken

Op basis van deze stijlkenmerken wordt een chiastische structuur zichtbaar. In het volgende overzicht worden de blokken weergegeven. En van elk blok wordt een aantal trefwoorden genoemd. Door letters is aangegeven dat er een symmetrische structuur zichtbaar wordt.

A. wijngaard, broers, omhelzing

B. elkaars bezit, ontmoeting in natuur

X. droomscene

C. stoet

D. beschrijving vrouw

X. droomscene

C. beschrijving man

B. elkaars bezit

B. ontmoeting in natuur


A. omhelzing,broers, wijngaard

eind: bezwering


eind: bezwering

begin: wie/wat

eind: bezwering

begin: wie/wat




begin: wie/wat

eind: bezwering

begin: wie/wat

De droomscenes vormen een onderbreking van de tekst met een opmerkelijke boodschap. Dit wordt beschreven in een ander artikel over Hooglied op deze website.
Straks zullen we nog zien dat de beschrijving van de stoet en de beschrijving van de man bij elkaar horen.
Belangrijkste conclusie van deze analyse is dat de beschrijving van de vrouw, de bruid, in het centrum van Hooglied staat.

  

3. Chiastische structuur

Als we de chiastische (symmetrische) structuur verder uitwerken dan ziet dat als volgt uit:

A. wijngaard, broers (1:6)

   B. omhelzing (2:6)

      C. ontmoeting in natuur (2:10-13)

         D. elkaars bezit (2:16)

X. droomscene (3:1-4)

            E. stoet (3:6-11)

        F. beschrijving vrouw (4:1-15)

X. droomscene (5:2-7)

       E. beschrijving man (5:10-16)

         D. elkaars bezit (6:3)

               F’. (beschrijving vrouw) (6:4-9)

      C. ontmoeting in natuur (6:11-12)

               F’. (beschrijving vrouw) (7:1-10)

   B. omhelzing (8:3)

A. broers (8:8-9)

A. wijngaard (8:11-12)

  

4. Toelichting

Twee punten ter toelichting.
In het midden van Hooglied staat de beschrijving van de vrouw (5:10-16). We zien nog twee andere, kortere beschrijvingen van de vrouw. Die zijn een soort echo van de eerste beschrijving. Dat zien we duidelijk als we letten op de woordkeuze.

4:1 (..) Je haar golft als een kudde ​geiten die afdaalt van Gileads bergen.

2 Je tanden zijn als witte  schapen: klaar voor de scheerder komen ze twee aan twee uit het water, er ontbreekt er niet een.

3 (…) Als het rood van een ​granaatappel fonkelt je lach, door je sluier heen.

4 Je hals is als de toren van ​David, (…)

5 Je borsten zijn als kalfjes, als de tweeling van een gazelle, (…).

6:5 Je haar golft als een kudde ​geiten die afdaalt van de ​Gilead.  

6 Je tanden zijn als witte  schapen: klaar voor de scheerder komen ze twee aan twee uit het water, er ontbreekt er niet een.

7 Als het rood van een granaatappel fonkelt je lach, door je sluier heen.

>






7:4 Je borsten zijn als kalfjes, als de tweeling van een gazelle.

5 Je hals is als een toren van ivoor, (…)  

Tot slot de beschrijving van de stoet uit de woestijn en de beschrijving van de man. Deze beschrijvingen gebruiken sterk vergelijkbare bewoordingen. Hiermee wordt de tegenstelling tussen Salomo die in grote weelde deelneemt aan de bruiloftstoet en de onbekende man benadrukt. Salomo omhult zich met rijkdom, maar de man is zelf van grote schoonheid.

3:6 Wie is zij, die daar  komt uit de woestijn als een zuil van rook, in een wolk van ​wierook​ en ​ mirre, in een geur van kostbare kruiden? 

9 Een draagkoets maakte koning maakte Salomo, een koets van cederhout. 10 De stijlen zijn van zilver, het baldakijn van goud, de zetel is van ​purper. Hij is versierd met tekens van ​liefde door de meisjes van Jeruzalem11 Kom kijken, meisjes van Sion, kijk naar ​koning​ ​Salomo! Kijk! De ​kroon​ waarmee zijn moeder hem tooide op zijn bruiloftsdag, de dag die zijn ​hart​ zo verblijdt.

6:10 Mijn lief glanst en schittert, hij steekt boven duizenden uit. 11 Zijn hoofd is van goud, het zuiverste goud, zijn lokken zijn als dadeltrossen, ravenzwart. 12 Zijn ogen zijn als duiven bij een stromende beek, die baden in water, die gedompeld zijn in melk. 13 Zijn wangen zijn als balsemtuinen, die overheerlijk geuren. Zijn lippen zijn als lelies, die  druipen van vloeiende mirre14 Zijn armen zijn als staven van goud, met ​turkoois​ bezet. Zijn buik is als een schijf van ivoor, versierd met ​saffier. 15 Zijn benen zijn als zuilen van ​albast, op voetstukken van zuiver goud. Zijn gestalte is zo fier als een ​ceder​ van de Libanon. 16 Zijn mond is zoet, aan hem is alles begeerlijk. Dit is mijn lief, dit is mijn vriend, meisjes van Jeruzalem!  

  

5. Slotopmerking

De structuur onderstreept de betekenis van het boek.
Centraal staat de beschrijving van de vrouw. Letterlijk. Terwijl die beschrijving ook nog eens tweemaal als echo herhaald wordt. Daar omheen zien we het contrast tussen de uiterlijke rijkdom van Salomo en de schoonheid van de man.
En de aandacht gaat uit naar een tweetal passages die uit de toon lijken te vallen, de twee zgn. droomscenes. En zoals in een ander artikel al is aangegeven ligt daarin een belangrijke boodschap van Hooglied.
Zo zien we hoe de literaire vorm van Hooglied de inhoud van het boek ondersteunt.

  

Bas Krins – maart 2019